Ja, eigenlijk wel! Ik geef al sinds mijn veertiende voetbaltraining en vond dat altijd ontzettend leuk. Het idee dat je kinderen kunt motiveren en iets kunt leren, sprak me toen al aan. Tijdens mijn studie ontdekte ik dat ik het veel leuker vond om over mijn onderzoek te vertellen en dingen uit te leggen, dan het onderzoek zelf te doen. Achter de computer zitten vond ik saai, dus zo kwam onderwijs uiteindelijk op mijn pad.
Nee, niet per se. Ik wilde vroeger in Delft studeren en een technische studie doen, iets met computers en programmeren. Ik had een bepaald beeld van hoe het zou zijn: lekker praktisch bezig zijn en dingen bouwen. Maar toen ik een kijkje ging nemen, zag ik vooral veel formules en theorie!
Toevallig had mijn docent NLT (natuur, leven en techniek) sterrenkunde gestudeerd. Hij maakte ons daar heel enthousiast over. Het idee om te leren hoe het heelal werkt en waar we vandaan komen, sprak me enorm aan. Dus besloot ik sterrenkunde in Leiden te gaan studeren.
Met sterrenkunde leer je hoe het heelal werkt. Het is eigenlijk de natuurkunde van de ruimte. Je onderzoekt alles wat zich buiten de aarde afspeelt: hoe planetenstelsels ontstaan, hoe sterren leven en sterven, en hoe het heelal zich heeft ontwikkeld van de oerknal tot nu.
Het mooie van sterrenkunde is dat je grote filosofische vragen aanpakt, zoals “Hoe is alles begonnen?” of “Is er buitenaards leven?”, maar tegelijkertijd ook heel concrete problemen oplost, bijvoorbeeld waarom planeten draaien op de manier waarop ze draaien. Daarvoor gebruik je veel wiskunde en natuurkunde. Alles is uiteindelijk te beschrijven met formules.
Toen ik begon, dacht ik dat ik de mysteries van het heelal zou ontrafelen of buitenaards leven zou ontdekken. Maar gaandeweg ontdekte ik dat sterrenkunde vooral bestaat uit het analyseren van gigantische datasets en veel programmeren achter de computer. Hoewel dat belangrijk werk is, merkte ik dat ik het leuker vond om over die ontdekkingen te vertellen dan daar zelf onderzoek naar te doen. Dat heeft me geleid naar wetenschapscommunicatie en uiteindelijk naar het onderwijs.
Wetenschapscommunicatie is gericht op het begrijpelijk en interessant maken van wetenschap voor een breder publiek. Je leert hoe je tentoonstellingen maakt, artikelen schrijft en interviews doet. Maar als je bijvoorbeeld een artikel schrijft of een tentoonstelling maakt, weet je nooit zeker hoe mensen erop reageren. Ik miste die directe interactie, dat moment waarop je ziet dat het kwartje valt.
In het onderwijs krijg je die wisselwerking wel. Je ziet leerlingen groeien, krijgt meteen feedback en kunt hen enthousiast maken over wetenschap en wiskunde. Dat geeft me veel energie en voldoening.
Toen ik besloot het onderwijs in te gaan, wist ik meteen dat ik beide vakken wilde geven. De docent die me inspireerde om sterrenkunde te gaan studeren, gaf ook wiskunde en natuurkunde. Dat leek me een mooie combinatie. Natuurkunde is praktisch en hands-on, vooral in de onderbouw. Wiskunde draait meer om probleemoplossend denken. Die afwisseling spreekt me enorm aan. Bovendien wilde ik voorkomen dat mijn werk te veel routine zou worden. Door twee vakken te geven, blijft het altijd gevarieerd.
Het mooiste vind ik om te zien dat leerlingen binnenkomen en denken iets niet te kunnen, maar als ze weggaan, hebben ze het opgelost. Dat je hen kunt helpen en dat het kwartje valt, maakt mijn hele dag! Je ziet leerlingen voor zichzelf denken, ontdekken wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Daar kan je als docent een belangrijke rol in spelen. Dat maakt het vak zo waardevol!
Een kwaliteit die je bij beide nodig hebt, is het vermogen om te motiveren. Of kinderen nu verplicht achter een tafeltje zitten of vrijwillig op het voetbalveld staan, je moet ze kunnen overtuigen van het nut van wat je doet. Je moet ze aan de slag krijgen, want als je mensen niet kunt motiveren om voor zichzelf te werken, dan is het vak niets voor jou.
Maak het doel duidelijk! Op het voetbalveld is dat bijvoorbeeld winnen of iets verbeteren wat niet goed ging. In de klas probeer ik het nut van wiskunde of natuurkunde te laten zien. Als leerlingen weten waarom ze iets leren, worden ze gemotiveerder. Waarom gebruiken we dit? Waarom moeten we dit weten? Het beantwoorden van deze vragen helpt hen inzien waarom het belangrijk is om door te zetten.
Neem dit ook mee bij je studiekeuze! Waar ligt jouw motivatie? Wat vind jij leuk om te leren en doen? Wat wil je weten? Misschien verandert dit gaandeweg, maar dat is niet erg; je doel zal steeds helderder worden!